Anders denken

Anders denken

Boekbespreking Cameron McEwan, Analogical City, gepubliceerd op: website Archined, 2024

 

Onlangs publiceerde de Schotse docent en onderzoeker Cameron McEwan een boek over het idee van de analoge stad dat gelanceerd werd door de architect Aldo Rossi (1931-1997). In Nederland is Rossi bekend door de Nederlandse edities van zijn belangrijkste boeken, De architectuur van de stad (2002) en Wetenschappelijke autobiografie (1994), maar ook door het door hem ontworpen Bonnefantenmuseum in Maastricht (1995) en de overzichtstentoonstelling van zijn grafisch werk in dat museum (2015). Zelfs met zo’n snelle introductie is veel gezegd over het oeuvre van Rossi. Dat was niet alleen omvangrijk, het was ook veelzijdig.

Rossi: Bonnefantenmuseum, Maastricht

Rossi was een neo-rationalist, die ontwierp, bouwde, schreef, theoretiseerde, doceerde, tekende en schilderde. Niet zelden werkte die omvang en veelzijdigheid schematische interpretaties in de hand. Je hoort wel dat De architectuur van de stad de theorie in Rossi’s nalatenschap vertegenwoordigt, terwijl de Wetenschappelijke autobiografie de praktijk representeert. Zo zou hij de architectonische kracht van zijn witgeschilderde woongebouwen en scholen in Noord Italië nooit geëvenaard hebben, ook niet – of zelfs niet – in Maastricht. En zo zou het poëtische, grafische werk zijn rationalistische geschriften tegenspreken, danwel mystificeren.

De analoge stad is bij uitstek lastig in zulke  schematische voorstellingen van zaken te vatten (McEwan is overigens aanmerkelijk grondiger in de verkenning van deze clichés en geeft andere, academische voorbeelden). Raadselachtig genoeg, bleef Rossi zelf vaag over zijn concept van de analoge stad. Een studie van dit concept is dus welkom, zeker wanneer deze wordt uitgevoerd door een auteur op afstand van het architectonische debat in het Italië van een halve eeuw geleden. McEwans actualisatie van Rossi’s werk staat niet op zichzelf. Denk bijvoorbeeld aan The Urban Fact, A Reference Book on Aldo Rossi door Jelena Pančevac & Kersten Geers (2021) en Henk Engels proefschrift Autonome architectuur en de stad: Ontwerp en onderzoek in het onderwijs van La Tendenza (2023).

McEwan maakt het zijn lezers niet gemakkelijk. Hij neemt aan dat zij aanzienlijke voorkennis van Rossi’s werk bezitten en bovendien vertrouwd zijn met het toenmalige vocabulaire van de neo-rationalistische kringen rond Rossi. McEwan vat de analogie op als een uiting van ‘anders denken’, als een daad van opstandigheid die tegenkracht levert en kritisch is. Rossi’s analogie staat in dialoog met de architectuurgeschiedenis en beoogt een scharnier te zijn tussen verleden en toekomst. Enerzijds biedt de analogie niet de design research die kant-en-klaar voor implementatie wordt geserveerd, anderzijds is de analoge stad geen vrijblijvende droom of een utopie. Het is, volgens McEwan, een visie op een potentiële andere werkelijkheid. Met zijn analoge stad legt Rossi zich er niet bij neer dat tussen de droom waarin alles mogelijk is en de beperkende krachten van de bouweconomie slechts het geploeter van de alledaagse ontwerppraktijk bestaat.

De analoge stad is imaginair. Rossi bracht de architectuur ervan via tekeningen in beeld. Per definitie zijn dat geen documenten die praktische eisen synthetiseren in een uitvoerbaar ontwerp, maar vormen een plek van een andere werkelijkheid. De tekeningen zijn niet slechts techniek, maar vormen zelf een architectonisch territorium. McEwan schrijft het zo op: ‘De analoge stad is geen volledig ontwikkelde theorie en het is ook niet alleen een “intuïtieve”, “poëtische” of puur formele praktijk, zoals sommige critici beweren. Ik ben van mening dat de analoge stad poëtisch en politiek is, en altijd voorbij zichzelf verwijst naar een collectief project van de stad (…)’.

Rossi: Quartier Schützenstraße, Berlijn

McEwan schrijft een geschiedenis van de concepten en ideeën die hebben gevoerd naar Rossi’s concept van de analoge stad. Het jargon van Rossi’s tijd heeft tegenwoordig ongetwijfeld duiding nodig. McEwan komt tot een lexicon met termen als: stad als tekst, type, collectief geheugen, analoog rationalisme, correspondenties, capriccio, analoog-formele bewerking, daad van ontkenning, onbewuste gedachte, dialectische verbeelding, herhaling, destructief karakter en déjà vu. Neem het typebegrip. Rossi beschouwde het type als een volstrekt beeldloos uitgangspunt voor het ontwerp. Bij wijze van spreken is een type een bouwwerk zonder eigenschappen. Pas na toekenning van concrete eigenschappen, dus nadat het ontwerp van de geometrie, proporties, constructies en materialen klaar is, is volgens Rossi sprake van een gebouw. In zijn eigen gebouwen is dat proces te herkennen in het terugkomende gebruik van het kamtype. Dat op zichzelf beeldloze en herhaalbare gegeven laadt Rossi bijvoorbeeld in het eerder genoemde Bonnefantenmuseum op door de introductie van een museale lange trap in de centrale vleugel, de koepel aan de Maas en de quasi-industriële behandeling van de baksteengevels. Achter elk gebouw gaan algemene kenmerken schuil die collectief worden begrepen. De concrete manifestatie van het gebouw door het ontwerpwerk van een individu positioneert het type in ruimte en tijd.

 

Canaletto: capriccio van de Rialto

De rationalistische kringen rondom Rossi deelden behalve een lexicon ook een canon, bijvoorbeeld van historische capriccio’s. Een belangrijk leerstuk daarvan vormt het capriccio dat Giovanni Antonio Canal (Canaletto) schilderde van het Canal Grande ter plaatse van de Rialtobrug in Venetië. De schilder verving een aantal gebouwen door ontwerpen voor Vicenza, die alle door Andrea Palladio gemaakt zijn. McEwan stelt dat het schilderij geen Venetië voorstelt omdat de gebouwen die Canaletto schildert uit Vicenza komen, maar dat het ook geen Vicenza voorstelt omdat de voorstelling herkenbaar is als de Rialto in Venetië. Het schilderij verbeeldt noch Venetië, noch Vicenza. In plaats daarvan presenteert Canaletto een tegenproject, waarin de analoge stad een kritische daad van ontkenning van de bestaande stad is. Het is een verbeelding van de stad voorbij de werkelijke stad, voorbij de status quo. Daarnaast zijn deel van de rationalistische canon de etsen van Giovanni Battista Piranesi’s etsen, waarop brokstukken van het antieke Rome een denkbeeldige nieuwe stad vormden en La Città Analoga, een zeven meter lang schilderij van Arduino Cantàfora uit 1973. Dat laatste schilderij presenteert een stadslandschap met uiteenlopende bouwwerken naar ontwerp van Adolf Loos, Peter Behrens en Aldo Rossi, naast een reeks naamloze Romeinse architecten. La città analoga is een visie, waarin in één beeld de realiteit en het mogelijke samenkomen.

 

Cantàfora: La città analoga

Uitgebreid analyseert McEwan de collage die Rossi zelf maakte. In Analogous City: Panel combineert hij op dezelfde manier architectonische brokstukken van uiteenlopende herkomst en roept een beeld op dat tegelijkertijd vertrouwd is door de herinneringen aan steden en toch vreemd door de herschikking van die fragmenten. Zulke capriccio’s laten zien dat de geschiedenis van de architectuur gemeengoed is. McEwans subtekst is dat de geschiedenis aan iedereen toebehoort en dat iedereen zich de architectuur kan toe-eigenen en opnieuw kan beleven.

Rossi: capriccio Analoge Stad

Met dit boek demystificeert McEwan het begrip analoge stad en maakt hij aanschouwelijk hoe de analogie Rossi de ruimte bood om ‘anders te denken’. Minder goed komt naar voren – en mogelijk wreekt zich hier de aanname van uitgebreide voorkennis van het rationalistische debat rondom Rossi – wàt nu precies anders gedacht diende te worden. Immers, in de jaren ‘60 en ’70 was de historische stad kwetsbaar geworden door  de functionalistische Cityvorming. Alleen daarom al zijn de producten van het ‘anders denken’ in de analoge stad en Rossi’s rationalistische nauwgezette studies van de concrete historische stad nauw verweven en resulteren in een tegenbeweging. Rossi’s rationele stad was op zichzelf al resultaat van ‘anders’ (of in elk geval kritisch) denken, omdat het een scherpe discontinuïteit opleverde met de modernistische retoriek. De herontdekking van de historische stad en de daaropvolgende neo-rationalistische studie door Rossi en zijn tijdgenoten boden daarvoor de architectonische taal. Beide hadden dezelfde activistische inzet.

In het voorbijgaan laat McEwan zien wat er na Rossi’s hoogtijdagen veranderd is. Hij schrijft: ‘Het idee van auteurschap is de afgelopen decennia geassocieerd met de auteur-architect van “iconische” architectuur. Deze “icooncultuur” heeft de legitimiteit van het auteurschap vernietigd en de architect gedegradeerd tot een “persoonlijkheid” binnen het huidige door beroemdheden gedreven ethos. Daarentegen wil ik het auteurschap opnieuw bevestigen als een soort kritische actie en een verantwoordelijkheid van de architectuur ten opzichte van de stad, het collectieve leven en de democratische samenleving.’ McEwan pleit voor een weerbaar auteurschap van de architect die in dialoog wil staan met de gemeenschappelijke historische en politieke realiteit.

Rossi: school in Broni (tek. HvdH)

McEwan beweert echter dat dat dat niet het enige is dat na Rossi veranderd is. ‘Tegenwoordig zijn instellingen niet langer duidelijk omlijnd, maar georganiseerd binnen mondiale netwerken, logistieke territoria en groeiende periferieën. Individuen zijn op afroep beschikbaar. Het werk is verspreid over diverse en gevarieerde plaatsen, van het klaslokaal tot de zorgkamer, van het callcenter tot de koffieshop en nu ook de Zoomruimte. De stad zelf is wat Negri een “diffuse fabriek” heeft genoemd.’ McEwan legt devinger op een zere plek. Ook in Nederland is de architect een oproepkracht geworden. Prijsvraagreglementen hebben de afgelopen decennia bijvoorbeeld het karakter van een aanbestedingsuitvraag, van een bestek, aangenomen. Het zijn geen fora voor ideevorming of kritische actie meer. De theorievorming op de overlap van praktijk, onderzoek, onderwijs en publieksmanifestatie is verleden tijd. Wat nu voor ontwerptheorie doorgaat zijn niet zelden uitingen van architecten in het kader van hun PR. Denk aan de stroom publicaties over het thema Adaptive Re-use, die het duurzaamheidsprobleem koppelen aan de signatuur of de vermeende specifieke professionele kwaliteiten van individuele architecten, maar die onveranderlijk de architectonische can-do vooropstellen. Architectuur = actie + omzet. Niet alleen de studie en de analyse raken uit beeld, maar ook het vermogen om te werken met wat er al is zonder dat interventie aan de orde is. De architect is werknemer van Negri’s diffuse stadsfabriek.

Boekomslag

McEwan ontwaart in eigentijdse activistische bewegingen als de Gele Hesjes, Occupy en Black Lives Matter een verlangen naar een alternatief voor ‘het spektakel van consumentenkapitalisme, nationalisme, de praktijken van overheersing en de uitbuiting van sociale en natuurlijke krachten die het neoliberalisme teweegbrengt.’ De vraag is waar en hoe deze onrust aangrijpt op de architectuur en waar het kritische potentieel van de architectenstand ligt, als dat al denkbaar is. McEwan maakt impliciet duidelijk dat het ‘anders denken’ zinloos is zonder een rationele systeemkritiek, die de fysieke stad en de maatschappelijke en economische stad vergelijkt. In Rossi’s geval waren de bouwpraktijk en en het anders denken van de analoge stad weliswaar gescheiden domeinen, maar die hadden wel een wederkerige verhouding. Hoe je het wendt of keert, en hoe verklaarbaar ook in het verzet tegen de Cityvorming, Rossi was selectief in zijn engagement met de antieke stad. Ook dat is veranderd. Met de antieke stad zit het tegenwoordig wel goed. Amsterdam en Venetië bezwijken onder hun eigen faam. McEwans observaties zijn een aanmoediging om de nieuwe diffuse stadsfabriek te begrijpen als architectuur.

Er hangt iets in de lucht. Architectuurstudenten worden zich steeds bewuster van die realiteit. Daartoe behoren de periferie, de urban sprawl, de wederopbouwarchitectuur. De eurocentristische geschiedschrijving van de architectuur is passé. Mijn Iraakse studenten spreken zelfbewust over Mesopotamië als de bakermat van de architectuur. In deze situatie heeft de analoge stad grote waarde. Het wachten is op een Rossiaans genie dat de ruimte vindt om de collage te maken van een analoge stad waarin exotische bronnen zich verzoenen met de internationale wederopbouwstad en tegelijkertijd in staat is om de eigentijdse diffuse stadsfabriek te doorgronden en te becommentariëren.

 

Cameron McEwan, Analogical City
punctum books, Earth, Milky Way, 2024
ISBN-13: 978-1-68571-122-1 (print)
ISBN-13: 978-1-68571-123-8 (ePDF)

 

Zie ook: De heroïek van het rationalisme