Onheil

Onheil

Gepubliceerd als Timmermansoog-column op: website Architectenweb, mei 2020

 

De bekeerde auteur Stephan Sanders beweerde laatste dat religies een omgang met de dood be­­dacht hebben in tegenstelling tot de wereldlijke ideologieën als het liberalisme, het socialisme en het marxisme. En in tegenstelling tot de architectuur, besefte ik, want ongeveer tegelijkertijd dook de anderhalve­-meter­-samenleving op als ontwerpprobleem.

Het architectenvak is opportunistisch. Het is een kracht en een zwakte. Vakgenoten storten zich op de anderhalve-meter-samenleving. Ik noteer de bijval van sommige architectuurcritici. Harm Tilman: ´Uitermate inspirerend vind ik een lokale micromarkt in Rotterdam.´ Indira van ‘t Klooster: ´De drive-in industrie wordt in rap tempo verrijkt met nieuwe concepten, waarvan drive-through condoleren het innovatieve hoogtepunt van de week is.´ Ole Bouwman spant de kroon: ´Distance als creatieve op­gave. Stedelijk ballet. Ontwerp van de omweg. Social dis-dancing.´

De anderhalve-meter-samenleving is Nederland overkomen. Alleen: het woord samen­leving is veel te groot. Gedwongen afstand houden is crisisinterventie. Het is een maatregel van openbare orde, die bedacht is door virologen. Harm Tilman vergeet dat op de resterende gedecimeerde markten ander­halve meter vakken verplicht zijn. Ze zijn provisorisch, want niemand zit op die vakken te wachten. Een toekomstig hoogte­punt in de week van Indira van ’t Klooster zal ongetwijfeld de begrafe­nis zijn die je in een drive-in bioscoop geheel in de eigen auto meemaakt met in plastic verpakte kopjes begrafenis­koffie en -cake op het dashboard. De auto is immers het hygiënische vervoer­middel bij uitstek. Nieuwe auto­mobiliteit gaat ons nog voor ruimtelijke problemen stellen, maar dat is een ander verhaal.

De openbare orde is in beperkingen gedefinieerd. Angstig afstand houden is moet niet verward worden met uitdagend, waardig en cultureel geworteld samen-leven. De vorm­geving van de nieuwe defensieve openbare orde kan maar het beste provisorisch blijven. Verfraaiing be­werk­stelligt slechts een nieuwe Design Gap tussen een geplaagd land en goedbedoelende ontwerpers.

Adolf Loos: In het niets gesproken

Ole Bouwman mag zulke truttigheid herverpakken als stadsdansjes, met architectuur heeft het weinig te maken. Er zit geen gif in. Muzi­kant-kunstenaar Brian Eno twitterde onlangs een onheilzwangere stelling, die ik over­drachtelijk op­nam: ´The trouble with New Age music is that there’s no evil in it.´ Herlees wat de architect Adolf Loos schreef: ´Wanneer wij in een bos op een met een spade opgewor­pen, piramide­vormige hoop aarde stuiten, zes voet lang en drie voet breed, dan worden we stil en ern­stig en iets in ons zegt: hier ligt iemand begraven. Dit is architectuur.´

In de wereld van ooit lag de begraafplaats naast de kerk in het dorp. Het kerkhof maakte het onheil zichtbaar in het alledaagse leven. Het is geen toeval dat Adolf Loos zijn grafheuvel op een rare plek, in een bos, aantrof. In de metropool die Wenen een eeuw geleden was bestonden slechts begraafplaatsen, er waren geen kerkhoven meer, de dood was ver weg. Loos vroeg zich af hoe de onthechte stads­be­woner zich verhield tot het onheil. De finale manifestatie daarvan was de grafheuvel afgezonderd in een bos, een graf teruggebracht tot een hoop aarde zo groot als de mens die eronder rust. Hoe een­voudig en anoniem ook: anders dan de coronamaatregelen is de grafheuvel verre van provi­sorisch.

Loos werkte met gekende rituelen en culturele verlangens. Architecten tekenen steden, huizen, scholen, ziekenhuizen, monumenten, crematoria, graven. Zij zijn veroordeeld tot opportunisme, optimisme en can-do, zeker. Dat sluit niet uit dat zij met Loosiaanse weer­barstig­heid huizen bedenken voor huwelijks- en geboortefeesten in een architectuur die ook het onheil van ziekte, dood en rouw verdraagt. Dat is waardig­heid. Of stijl. Duur­zaam­heid voor mijn part. De architectuur dient het leven in álle facetten. En zwijgt.

Studentenontwerp graf voor Adolf Loos

Tien jaar terug ontwierp een studentengroep een graf voor Adolf Loos. In een steenfabriek legden zij hun ontwerp uit met de bakstenen die zij daar vonden. Zij kozen dubbelgebakken diepzwarte stenen en legden die in een langgerekte dubbelsymmetrische pyramide op elkaar. Het lag voor de hand. Een stu­dent merkte op dat het hoofdeinde ontbrak. De studenten ontmantelden het graf. Zij legden op­nieuw een pyramide, asymmetrisch dit keer. Simpel. Het werd doodstil. De studenten durfden niet meer op de stenen te lopen. In zichzelf gekeerd maakten zij foto’s, legden hun zwartgeblakerde stenen terug en gingen naar huis.

 

Studentenontwerp graf Adolf Loos