Mies
Gepubliceerd in de reeks Timmermansoog-columns op: website Architectenweb, mei 2020
Twintig kilometer fietsten wij dwars door Berlijn op zoek naar Haus Lemke, ontworpen door Ludwig Mies van der Rohe. ‘Een garage’, stelden onze pubers vast. ‘Kom, we gaan verhuizen’, stelde mijn geliefde daartegenover. Zij had gelijk. Het is een van de weinige huizen uit de architectuurcanon waarin ik ons zó zie wonen.
Waar ligt dat aan? Ik ben geen belijdend modernist. De goddelijke ideeënstrijd in het modernisme vind ik slaapverwekkend. Halfgod Peter Smithson, maar hij niet alleen, reduceerde het modernisme tot een duel tussen de twee oppergoden daarvan. ‘Mies is groots, maar Corbu communiceert’, smiespelde hij.
Terug van vakantie kreeg ik het aan de stok met een dwarsdenkende architectuurtwitticus. Ik had Le Corbusier een saaie man genoemd, die saaie gebouwen heeft gemaakt. Tussen twee restauraties door bezocht ik ooit de door hem ontworpen Villa Savoye. Dat is misschien een villa te noemen, maar het is beslist geen huis. Eerder leek het mij een rammelende design-keet die slechts gediend heeft als decor voor foto’s en feesten, en voor foto’s van feesten. Zijn kapel in de Jura, Notre Dame du Haut, is verdienstelijk. Toch is ook dit bouwwerk uiteindelijk een opgedirkte, tochtige schuur. En dan die dikke lagen verf overal. Corbu maakte geschminkte gebouwen. 100 jaar na dato was de gelatenheid van de twitticus over zó veel geloofstwijfel mijn deel.
In Berlijn bezweken wij voor het afgeschminkte baksteenmodernisme van Haus Lemke. De weldaad van het huis komt niet over als een opgedrongen, geësthetiseerd woonideaal. Het is aan de bewoners om het huis ter personaliseren en het van spullen (en verf) te voorzien. Het ontwerp legt de verhouding tussen de straat, het huis en de tuin vast en regelt de ruimtelijke betrekkingen tussen de drie woonkamers. Haus Lemke anticipeert op de conventies van het wonen. Wij stelden ons voor hoe het huis de wanordelijke spullen van onze gecombineerde huisraad zou verdragen. Als bezoeker zie je veel niet. De garage, sanitaire ruimten, bergingen, keuken en bijkeuken zijn in een vrijwel gesloten zone ondergebracht. Er is een ruime kelder. Bij de gratie van de dienstvertrekken zou onze woonruimte niet dichtslibben. Een sluw huis, dat Haus Lemke.
Ik sprak Charlotte. Naar eigen zeggen is zij opgegroeid ‘in Mies’. Als jong architectenstel hadden haar ouders een appartement aan Lake Shore Drive in Chicago bemachtigd. Charlottes jeugdfoto’s zijn nauwkeurig onthoekt, zwart-wit en sereen. Zij speelt met blokken op een glanzende gietvloer. Curieus genoeg is het interieur vrij donker. Op de achtergrond zie je gordijnen die voor de glazen vliesgevel zijn gehangen en de achtergrond vormen voor abstracte schilderijen die weer aan de gordijnen hangen. Dwars door de kamer hangt een hangmat. Er staan een paar Thonet stoelen. Een van het bordes van het gebouw losgevroren travertinplaat dient als bijzettafel.
Charlottes jeugdherinneringen illustreren de metropolitaanse levensvreugde in het Chicago van de jaren ’50 en ‘60. Mies, Myron Goldsmith, Bertrand Goldberg, Charles Genther, Harry Weese en Charles Murhpy bedronken in het huis van haar ouders, die een generatie jonger waren. Sardonisch waren de felicitaties aan een aanwezige die de gordijnen van het Farnsworth House had mogen vernieuwen toen dat voor de allereerste keer onder water was gelopen.
Mies zelf had geen trek in ingewikkelde liftgesprekken en woonde verderop in een oud huis. Uitgelaten sprong de fotograaf Harry Callaghan daar op zijn schoot, waardoor de fragiele rugleuning van de stoel brak. Mies heeft de geknakte Eames-stoel altijd laten staan.
Lake Shore Drive was stylish. Huisdieren waren verboden en aanvankelijk waren zilveren gordijnen verplicht. Later werden verticale en horizontale lamellen toegestaan als ze maar grijs waren. Het was aan de bewoners om hun onderkomen te personaliseren. De huizen van Charlottes vriendinnetjes waren vaak minder smaakvol. Die stonden vol met nepantiek of liepen vooruit op de postmoderne kitsch. Tegenwoordig wonen er welgestelden en architecten. Flats zijn bij elkaar getrokken. Er schijnen zelfs twee volledige verdiepingen te zijn samengevoegd tot een enorme duplexwoning. Je kunt dat verstedelijking noemen. ‘Mies takes all sorts of shit,’ beweert Charlotte.
Groots is goed genoeg. Architectuur is een toegepaste kunst met beperkte communicatieve mogelijkheden. Wat vertelt Corbu’s verf eigenlijk? Het vieren van het genot van de hangmat, Mies’ kapotte Eames-stoel en travertinplaat wijzen in een andere richting. Tegenover Corbu’s humorloze evangelisme staat zijn zwijgzame joy de vivre. Mies bewoog zich in de imperfecte realiteit en stopte – meestal – op tijd met ontwerpen.
Euforisch waren onze pubers toen zij uitvonden dat de Russische bezettingsmacht Haus Lemke daadwerkelijk als garage gebruikt had. Mies takes all sorts of shit.
Foto ter beschikking gesteld door Charlotte Myhrum