Weebers bibliotheek

Weebers bibliotheek

Gepubliceerd op: website Love 80’s architecure, 2017

 

In januari 1986 kwam het eerste nummer van het tijdschrift Archis uit. Zonder twijfel had men gezocht naar een sterk beeld voor het omslag. Daar stond een detailfoto op van een door Carel Weeber ontworpen metrostation in Spijkenisse. De schurende kleurstelling van primaire kleuren en tinten groen en de vrijmoedige infrastructurele detaillering trokken in die tijd veel aandacht. Weeber realiseerde in Spijkenisse drie metrostations die er volstrekt verschillend uit zagen. De vormentaal was van die tijd: softline met een klein vleugje Louis Kahn. Het waren ondubbelzinnige infrastructurele werken. De metrostations waren voorzien van manifeste kappen die comfort boden aan wachtende reizigers en de publieke status duidelijk maakten. De verschillende uitwerkingen van de stations kwamen voort uit de totaal uiteenlopende karakteristieken van de plek waar zij gebouwd waren.

Opengewerkte axonometrie bibliotheek

Soms wordt hard geoordeeld over het oeuvre van Carel Weeber. Het zou achteloos, slordig of overbodig brutaal zijn. Het kan worden vastgesteld dat dat oordeel in elk geval voor de metrostations niet geldt. Behalve dat zij een vergeten hoogtepunt in zijn werk vormen en misschien wel een kantelpunt in de enorme productie van zijn bureau, werpen deze gebouwen licht op het controversiële ontwerp voor de Centrale Bibliotheek in Rotterdam uit 1977. Dat ontwerp zorgde tot ver in de jaren 80 voor ruzie tussen drie architecten die betrokken waren bij de prijsvraag voor de bibliotheek: Carel Weeber, zijn opponent Jaap Bakema en jurylid Aldo van Eyck. Van Eyck was zo’n persoon die hard oordeelde over het werk van Weeber in het algemeen en deze bibliotheek in het bijzonder.

Plattegrond b.g. bibliotheek

Waarom eigenlijk?

Carel Weeber stelde een driedelig mat-achtige plan voor. Langwerpige vides doorsneden het gebouw, lieten daglicht toe en zorgden voor heldere routes door het gebouw. De draagconstructie en de gevels hadden grote ronde openingen, die onmiskenbaar zijn ontleend aan de architectuur van Louis Kahn. De bibliotheek zou zich voegen naar de rooilijnen van het woonblok waarin het zou worden opgenomen en daar structuur aan geven, maar onttrok zich door de monumentale bewerking van de gevel aan de esthetiek die door het woonprogramma zou worden afgedwongen. In verschillende details komt de softline vormgeving van de metrostations terug. Al met al ademt het ontwerp een hoge mate van discipline. De publieke kwaliteit spreekt uit de ruimtelijkheid en de monumentaliteit van de gevels. Wat ten ene male ontbreekt is het zoeken naar een vorm die oneigenlijk zou zijn aan de bibliotheek en de logica van de rooilijnen in de stad. In vergelijking met Weebers voorstel is de door Bakema gerealiseerde bibliotheek hyperbolisch. Bakema, met klaarblijkelijke instemming van Van Eyck, ambieert om met zijn gebouw de stedelijke vorm te domineren en die op microniveau opnieuw te ordenen.

Drie decennia later zou Winy Maas dezelfde techniek kiezen voor de Markthal. Doelbewust wordt de massa van het gebouw vergroot. Waar Weeber uitgaat van gevels die de verhouding tussen straat en publiek interieur regelen worden de publieke binnenruimten via manifeste assen aan het publieke domein gekoppeld. Waar Weeber erkende dat gebouwen drempels en deuren hebben, vertrouwde Bakema (wederom net als Maas) op de transparantie van de gevel, de voortdurende optimistische wisselwerking tussen gebouw en straat en op de afwezigheid van beveiligingsregimes.

     

Het is gissen hoe Weeber’s bibliotheek zich in gebouwde vorm had voorgedaan. Als het repertoire van de metrostations was gevolgd, waren de gevels van het gebouw uitgevoerd in kunststof panelen met dezelfde wringende kleuren. Enorme ronde vensters zouden deze panelen hebben doorsneden. Als een ondergeschikt persoonlijk statement zou op de hoek een erker met een glazen koepel zijn gebouwd. De ingang lag aan de Binnenrotte, aangeduid door drie dikke kolommen die zich als kleine sculpturen zouden herhalen op de stoep voor de bibliotheek. Als de bibliotheek zich inderdaad van het repertoire van de metrostations zou hebben bediend, zou het de architectuur van Louis Kahn hebben vertaald in een volstrekt eigentijds Nederlands idioom van staal, glas en kunststof.

    

 

Video

Klik hier voor een interview met Carel Weeber door Job Floris en Hans van der Heijden