Die andere analoge stad

Die andere analoge stad

Voorlezing Geert Bekaertprijs 16 november 2019

 

Dit lijkt wel zo’n talentenjacht op TV, Idols of zo: je hebt een mooi bekkie, maar kun je ook dansen? Ik heb het niet zo op de prijzencircussen en ik ben geen dansend paard. Maar al zijn het paardenmiddelen, avonden als deze nuttig zolang zij de architectuurkritiek bevorderen. Voorafgaand aan mijn voordracht heb ik twee opmerkingen.

Om een aantal redenen meen ik geen al te obligaat dansje voor u op te voeren. Ik heb er het talent niet voor. Mijn tekst is al bekend bij de jury en staat in kortere vorm op het internet. Ik las dat mijn dansje een eerbetoon is aan de architect Miroslav Šik. Dat was verrassend. Het liefst vermijd ik vermijd het hagiografische genre. Dit is geen plek om met andermans veren te pronken. Zulke dansjes lijken mij geen eerbetoon aan de naamgever van dit architectuurkritische festijn: Geert Bekaert. Vandaag gaat het over Wereldbeelden. Ik dien de architectuurkritiek het beste met een vertaling van een van de meest prikkelende teksten van Šik zelf. 

De tweede opmerking is semantisch. De tekst die ik u voorleg heeft de Duitse titel: Jene Analoge Stadt. Het woord jene is lastig te vertalen. In het Nederlands kennen wij de uitdrukking: aan gene zijde. ‘De analoge stad aan gene zijde’ zou de weemoedige inhoud van Miroslav Šiks opstel helemaal dekken. Ik heb echter gekozen voor het wat bondigere Die andere analoge stad. Ik lees drie fragmenten voor.

i

Elke dag opnieuw worden radicale aanvallen op de stad uitgevoerd, waarin men duivelse waanzin meent te herkennen. Dat was -zo zal een oudere tijdgenoot tegenwerpen- vroeger niet anders. Maar door de onbegrensde modernisering hebben de Radicalen voor het eerst in de menselijke geschiedenis instrumenten in handen die de stad volledig, hier en nu, spoorloos veranderen kunnen. De huidige radicaal is als Totaal uitgerust. Als Totaal, als Totalitair, als Utopia. (…) Daarom staat ‘de stad’ gelijk aan esthetische monotonie, geblaseerdheid en steriliteit, terwijl ‘díe stad’ een veelvoudige, levendige en eindeloze analoge voorstelling is. (…) Díe stad is gebouwd. Waar je ook kijkt bezit heeft die, in vergelijking met de Radikalen, de gedaante van architectonische concrete dingen. Toegegeven, het gezicht van het stadsontwerp is niet altijd eenvoudig te bevatten en al helemaal niet in slagzinnen te vangen. Want vaak volgen verschillende steden elkaar op dezelfde plek en onder dezelfde plek op. Ja, steden duiken op en verdwijnen weer zonder dat zij elkaar daarvan op de hoogte stellen. En zo stapelen in díe stad de steden zich op elkaar op, om een dag in het bijna-niets te vervallen. Slechts minimale glooiingen in de bodem, een strakke geometrische bomenrij of achtergelaten bouwstenen ontcijferen het geheimschrift van het verleden.

ii

Die andere stad is -en ik kies de extreemste voorbeelden- ook op de braakliggende terreinen van speculanten gerealiseerd, in het niemandsland tussen onverzoenbare broederstaten en zelfs op de puinhopen van de oorlogsrampen.  Gaan wij op pad en dwalen wij door deze cultuurlandschappen -of beter: cultuurstadslandschappen- dan vloeien de afwisselende indrukken van de bodem, begroeiingen, wegen en ruïnes samen tot een geheel. Al deze plaatsen zijn vanouds als verkeerd aangemerkt en zijn bij de eerste de beste gelegenheid slachtoffer geworden van -zogeheten en zo gelegitimeerde- stadsvernieuwing. Ongetwijfeld gaan van deze plaatsen niet de grote vlammende en allesbepalende momenten uit, die de contouren van de stadskernen bepalen. Desondanks zijn deze kapotte flarden, deze reststukken van een oude stad, deze gedenktekens van wanprestaties en kwaadaardigheid in de grote samenhang van het stadslandschap geen ondergeschikt deel aan hun meer pretentieuze broers en zussen. Van een belangrijk deel van de stedelijke orkestratie begrijp ik bekoring van het macabere niet, en zeker niet de moralistische wijsvinger waarmee lelijkheid als waarschuwing gemusealiseerd is. Dat alles putte zich uit maar al te duidelijke uit in bloedeloos gebaren. Het gaat om de onopvallende schoonheid en gratie van die plekken, over hun functionaliteit in de stedelijke substantie als kleine architectuur en over hun verborgen vitaliteit.

iii

Dit is echter geen pleidooi voor kapotheid. Die andere stad is ook gebouwd in de stedelijke periferie, in de tapijten van de bedrijfsterreinen, in de wijken van de moderne naoorlogse architectuur. Er bestaat geen dorre en onherbergzame City, ‘beton’ is niet onmenselijk, maar is een van de mogelijke uitdrukkingen in de architectuur. Meestal verdampen die treurige begrippen van kitsch en surrogaat voor mij, omdat zij de stad van de voorstad, de volkstuinen en de stacaravans ironiseren. Wij jongeren zijn ook in deze wijken en straten opgegroeid. Hun formele eigenschappen hebben zich met onze tranen, liefdes en teleurstellingen verbonden. Die andere stad is onze stad geworden, sterker: zij is dat altijd al geweest. Ik ben ervan overtuigd dat wij heel snel de magie van díe stad ontdekken, de magie die geenszins onderdoet aan die van de radicale stad, en die de modernen en de postmodernen niet konden of wilden ontdekken. Samen met de architectuur van de oude stad en de onzichtbare stad van stripverhalen, familiealbums en video’s hebben wij de beschikking over een meerstemmig, subtiele en rijke stad. Die andere stad is ónze stad.

 

 

 

Podcast