Niet-stad
Gepubliceerd als Timmermansoog-column op: website Architectenweb, januari 2019
Het platteland is alles wat niet-stad is, beweerde Rem Koolhaas onlangs. In een gesprek met Louise Fresco in De Balie toonde hij dat het platteland onderhevig is aan een nieuwe dynamiek. Er ontstaan nieuwe productiemethoden. De niet-stad wordt op nieuwe manieren gekoloniseerd door de wel-stad. Niet lang daarna maakte ik een roadtrip door Texas.
Doel van de reis was het door Louis Kahn ontworpen Kimbell Art Museum in Fort Worth, een stad zo groot als Amsterdam vlak bij het veel grotere Dallas. Wij vertrokken uit Houston. Vanaf de kaarsrechte Interstate 45 trok de Texaanse niet-stad gedurende 260 mijl aan mij voorbij. Dat landschap lijkt op een immens infrastructureel lintdorp. De snelweg is op de meeste plekken voorzien van parallelrijbanen. Rondom de steden bedienen die industriële bedrijven, daarbuiten doorgaans levensmiddelen- en landbouwgroothandels, motels en benzinestations.
Wij tankten in Buffalo, niet te verwarren met de stad Buffalo in New York, zo’n onafgemaakte nederzetting met veel leegte waar de hoofdstraat net zo breed is als de Interstate. Nooit eerder zag ik zoveel roofvogels. Dat is geen natuurlijk gegeven. De vogels leven van aangereden wild op de Interstate. Een nog gruwelijker detail: het lintdorp huisvest vrijwel alle Texaanse gevangenissen. De Huntsville Unit, gespecialiseerd in het voltrekken van de doodstraf, ligt zo’n beetje in het midden.
Het Kimbell Art Museum ligt in de universiteitswijk van Fort Worth. Het gebouw stelde niet teleur. Je ziet de kunst in zalen die met hout, beton en travertin zijn afgewerkt. Het gebouw is met grote zorg uitgevoerd. De museumarchitectuur kadert de ervaring van de kunst. Steriele witte zalen waarin alles en niks mogelijk is zijn er niet. Aan de achterkant van het gebouw ligt een tuin die letterlijk boven Fort Worth verheft. Vooruit: ik voelde mij er op mijn gemak. De idyllische tuin en de gerieflijke museumkamers bestaan echter bij de gratie van stevige tuinmuren en een entreegevel die vrijwel gesloten is. Het Kimbell houdt de ogen neergeslagen voor de openbare ruimte.
Wij verkenden Main Street, de kaarsrechte as die de bovenstad van Fort Worth met de benedenstad verbindt, die grotendeels langs verwilderde industrieterreinen voert. De niet-stad bleek de wel-stad terug te veroveren. Op een asfaltvlakte stond een openluchtbioscoop zonder veel bezoekers. Aan de oude gebouwen konden we zien dat dit de oorsprong van de stad moest zijn; waar vlees werd verwerkt en verhandeld. Na enkele mijlen kwamen wij uit bij de Stockyards, bekend om de rodeoshows. Op straat liepen mannen met laarzen, spijkerbroeken en grote witte hoeden. Zij aten vlees en patat en dronken bier. Sukkels uit de buitenwijken, vonden mijn Amerikaanse reisgenoten.
Aan ruimte is in Texas geen gebrek. Grond is goedkoop, wat de consumptie van onroerend goed stimuleert. Hergebruik of intensivering van grond en opstallen is veel omslachtiger dan de boel de boel te laten en elders opnieuw te beginnen. Texas kent geen inkomsten- en vennootschapsbelasting. De staat is grotendeels afhankelijk van relatief hoge belastingen op onroerend goed. Taxaties zijn net als in Nederland onderhandelbaar. Vastgoedeigenaren stellen het rendement van hun bezit zo ongunstig mogelijk voor. Er bestaan geen prikkels om leegstaand vastgoed te onderhouden. Het gevolg is een grootschalige ontginning van de niet-stad ten koste van de extensivering van de wel-steden Houston en Dallas. De metropolen hebben de buitengebieden geclaimd en zijn nu zelf aan het leeglopen.
Helaas ging Koolhaas in De Balie haastig voorbij aan de definitie van de wel-stad. Die zou zich, in tegenstelling tot de niet-stad, kenmerken door diversiteit. In het geval van het gevangenisdorp bij de Huntsville Unit zou Koolhaas gelijk kunnen hebben. Je kunt daarentegen ook volhouden dat de informaliteit van zo’n nederzetting juist heel stedelijk is, omdat wonen, werken en landbouw er gemengd zijn. En hoe divers is Fort Worth nou helemaal met al dat braakliggend land en geïmproviseerde parkeer- of opslagterreintjes? Hoe stedelijk is het rodeoparadijs voor sub-urbanites? De extreme omstandigheden in Texas suggereren dat de niet-stad en de wel-stad weliswaar complementair zijn, maar het product zijn van dezelfde sociaal-economische politiek. Het contrast tussen beide is in elk geval niet al te evident.
Het tegenovergestelde van de stad is en blijft de architectuur: gebouwen vormen de niet-stad. Het Kimbell Art Museum is maar een voorbeeld. Ook andere Texaanse musea, ontworpen door Renzo Piano, Ludwig Mies van der Rohe en Rafael Moneo, staan niet onder druk van het diverse stadsleven. Noodgedwongen ontwierpen architecten van dit kaliber gebouwen met weldadige interieurs zonder sprekende gezicht, gevels zonder façade. Zulke gebouwen maken geen stad.
Van dit laboratorium is te leren dat de diversiteit van de stad alles te maken heeft met economische druk en schaarste. Zonder die druk verweekt de stad en wordt elke vorm van stedelijkheid of diversiteit afhankelijk van de tergend lage omloopsnelheid van haar onroerend goed. Lange tijd heeft kolonisatie van de Nederlandse Vinexgebieden de vernieuwing van de binnenstad in de weg gestaan. Bij gebrek aan uitleggebieden is de Nederlandse stad nu hot. Wat zou er gebeuren als de economische druk en schaarste van bouwgrond weer afnemen?