Plus

Plus

Boekbespreking Frédéric Druot, Anne Lacaton, Jean-Philippe Vasal: Plus, Editorial Gustavo Gili, Barcelona, 2007­­­­­­­­­­­­­­­­­­, gepubliceerd in: De Architect, 2008

 

Het Franse architectenduo Anne Lacaton en Jean-Philippe Vasal heeft met Frédéric Druot een boek gemaakt over de herontwikkeling van naoorlogse woongebouwen. Het boek met de titel Plus opent met pregnante stellingen. Zo is het volgens de auteurs zaak om naoorlogse gebouwen nooit te slopen, aan te tasten of te vervangen, maar om deze te gebruiken en door een strategie van toevoeging en voortdurende transformatie op te waarderen. Het suburbane woongebouw moet voorts een maximum aan comfort en luxe bieden. De idiosyncratische toon van Plus is daarmee gezet.

Lacaton en Vasal staan bekend om hun realisme en fascinatie voor bouwkosten. In hun privé woningen mengen zij solide constructies met goedkopere geïmproviseerde constructies. Kasconstructies maken het bijvoorbeeld op efficiënte wijze mogelijk om woonvolumes te vergroten. Cruciaal is natuurlijk dat de architecten maatwerk leveren. Hun oplossingen vallen samen met de unieke verlangens van eigenaar-bewoners. Zij geven inhoud aan door Rem Koolhaas afgestofte modernistische thema’s als goedkoopte, geen-geld-geen-detail en de Spartaans-hedonistische leefstijl.

Plus: fotomontage voor en na interventie

Deze aanpak is overgezet naar de naoorlogse woningvoorraad. De veronderstelling bij de ontwerpoefeningen in Plus is de lage restwaarde van de woning. Bestaande casco’s worden (net als de privé woonhuizen) met lichte constructies vergroot waardoor een surplus aan woonruimte, terrassen en collectieve ruimten ontstaat. De situatietekeningen suggereren dat de open verkaveling van de Franse naoorlogse woonwijken voorlopig voldoende absorbtievermogen bezit voor het uitdijen van de opstallen, maar het wonen staat centraal. Interieurbeelden worden eerst gemonteerd in een omhulsel van een betonnen systeemgebouw en daarna in een glasachtige vernieuwing daarvan. Deze niet-zó-maar-zó series zijn wat didactisch, maar ontegenzeggelijk uitdagend en laten zien hoe het handschrift van de ontwerpers conflictloos oplost in het naoorlogse modernisme.

Plus draagt een cheap and cheerful  boodschap uit. Daarom adresseren de ontwerpers behalve het architectonisch beeld de bouwkosten. De onderbouwing daarvan en vooral van de proceskosten ontbreekt, maar belangrijker is de vraag waarom de ontwerpers zich eenzijdig op de investeringen richten zonder de opbrengsten af te wegen. Bij dit soort interventies zijn immers de toekomstkansen in het geding. Deze relateren direct aan mogelijke exploitatietermijnen en rendementen en beïnvloeden zo de investerings­ruimte. Er bestaat een verhouding tussen de architectonische interventie en de verdien­capaciteit. Ook de vastgoedwereld kent het verschil tussen ‘duur’ en ‘veel geld’. Het is goed mogelijk dat voorzichtige investeringen met een korte looptijd slechter renderen dan kostbare interventies met een verzekerde lange exploitatietermijn zonder hoge onderhoudslasten.

Lacaton Vassal: Tour Bois-le-Prêtre, Parijs

Een andere vraag is hoe deze ontwerpen in een anonieme woonmarkt functioneren. De Spartaans-hedonistische beelden zullen lezers van architectuurbladen aanspreken, maar het is een weerbarstig cliché dat woningen in de Franse banlieu bewoond worden door een burgerlijke middenklasse met geheel eigen dromen en door kinderrijke allochtone gezinnen, die meer behoefte hebben aan veel kamertjes met gangen dan aan stijlvolle lofts. Ook dit programmatische punt raakt de toekomstkansen van het naoorlogse woongebouw.

Traktaten zijn er om te prikkelen, te overtuigen en meningsverschillen uit te lokken. Daar geeft Plus alle aanleiding voor. Het is drietalig en staat vol observaties en denkrichtingen. Een verdienste van dit traktaat is dat toonaangevende architecten zich engageren met het probleem van de naoorlogse woningbouw en dit als een internationale architectonische opgave agenderen.