Castex

Castex

Gepubliceerd als Timmermansoog-column, website Architectenweb, 2018

 

Op 22 november gaf de Franse historicus en architect Jean Castex een lezing op de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Castex vertelde over zijn beroemde collega uit de renaissance, Andrea Palladio. Maar dat bleek slechts een middel om iets anders zeggen.

Jean Castex is medeauteur van het boek De Rationele Stad dat in 1984 in het Nederlands verscheen. Ik dacht hem een compliment te maken door op te biechten dat het boek mijn leven als student weliswaar zwaar had gemaakt, maar dat het mijn ontwerppraktijk heeft vereenvoudigd. Met praktische voorbeelden demonstreerde De Rationele Stad dat niet te knoeien valt met de woonomgeving.

Weerbarstig is bijvoorbeeld het verschil tussen de voorkant en de achterkant van een huis. De modernistische woning met veel glas negeert de manier waarop bewoners die in bezit nemen en hun verhouding tussen hun privédomein en de publieke ruimte willen regelen. Niet voor niets luidt de Franse titel: Formes urbaines, de l’l’îlot à la barre. De Nederlandse titel is misleidend. Ik lees het boek niet als een onbevooroordeelde studie naar zoiets als rationele steden, maar als een pleidooi voor stedelijke vormen, gebaseerd op de teloorgang van het gesloten bouwblok die plaats maakte voor de problematische strokenbouw. Voor generaties bouwkundestudenten was het een doorslaggevend handboek.

Franse editie De rationele stad

Castex nam mijn compliment niet aan. Hij distantieerde zich direct van het boek. Philippe Panerai was de hoofdauteur. Hijzelf schreef alleen het eerste hoofdstuk (over het Parijse stadsblok van de 19e eeuw, een hoofdstuk dat inderdaad minder didactisch is dan de overige). Castex werkte nadien verder aan de architectuur van de renaissance, de stadsontwikkeling van Chicago en Frank Lloyd Wright. Hij interesseerde zich nooit voor een enkel werkveld, stijl of tijdvak.

Castex, inmiddels 77 jaar oud, is niet van het anything goes. In Rotterdam sprak hij over de architectuur van Palladio aan de hand van diens levensloop. De rijke Trissino ontdekte het talent van de architect toen hij nog steenhouwer was. Hij nam hem mee naar Rome om de oudheid te bestuderen, gaf hem werk en introduceerde hem in de juiste culturele kringen. Let wel: op reis moest de jonge ambachtsman achter de koets van zijn weldoener aan sjokken.

En relevanter: Palladio werd bedreven in het munten van onvolledig succes, dat bovendien niet altijd aan hem zelf was toe te schrijven. Terwijl Palladio zich onderscheidde met de soliditeit van zijn gebouwen had hij het te doen met grillige bouwkavels en dito opdrachtgevers. Zijn handboeken presenteren geïdealiseerde, geometrische en complete ontwerpen. ‘Gebouwen die hij zelf niet kon maken’, stelde Castex vast. Nederigheid gekoppeld aan grootspraak, gemanipuleerde zuiverheid en pragmatiek, het zijn nog steeds onmisbare eigenschappen van de starchitect.

Om het werk van Palladio te duiden gebruikte Castex de typeleer, de typologie. Gelukkig haalde hij de begrippen type en typologie niet door elkaar. Het type staat voor onveranderlijke arrangementen in de architectuur. Met enige goede wil is vol te houden dat een type op een unieke manier verbonden kan zijn aan een ontwerper of opdrachtgever, denk aan de McDonald’s-restaurants. De typologie is de leer van die typen, die ordent en rangschikt. Als beschouwende discipline is de typologie per definitie onpersoonlijk. Door Palladio’s publicaties werd zijn werk herhaalbaar. Het werd deelbaar en tot op heden invloedrijk.

Castex deed nog twee opmerkelijke dingen. Hij benadrukte het belang van bouwkundige kennis. Daaruit kwam Palladio’s carrière immers voort. En Castex liet zijn eigen schetsen zien. Hier stond een praktiserende architect die zijn vak in bevattelijke termen wenste te stellen.

Castex in gesprek met studenten

Ik vroeg Castex naar de ontwikkeling van zijn typeleer na De Rationele Stad. Het antwoord heb ik in mijn oren geknoopt. Hij zei dat hij de typologie niet alleen ordent en problematiseert, maar zelf ook creatief vermogen bezit. Mijn Rotterdamse studenten benutten precies die kracht. Zij begrijpen bestaande typen door die te tekenen en te interpreteren; en ontwerpen er daarna zelf een eigentijdse vorm voor – op weg naar een architectuur die op zichzelf ook weer deelbaar is. Tussen de idealisering van de architectuur en de totale pragmatiek ligt een groot kennisveld dat creatief te benutten is.

Met dank aan Like Bijlsma en de Rotterdamse Academie van Bouwkunst.