Composite presence – composite future

Composite presence – composite future

Gepubliceerd als: Hans van der Heijden, Surrogaat voor de eenheid van de stad, De Architect #3, september 2021

 

Het Belgische Biennalepaviljoen in Venetië, 16:00u, 28 augustus 2012: de minister van Cultuur Joke Schauvliege opent de tentoonstelling The Ambition of the Territory. Helder zijn haar ambities: de Belgisch architectuur moet zich internationaal gaan manifesteren. België moet binnen tien jaar in de ‘top 3’ van de wereld staan. Een uur daarvoor was het Nederlandse paviljoen geopend. Waar minister Schauvliege met haar rug naar het paviljoen toe staat en het verzamelde publiek in de Giardini toespreekt, vond in het Nederlandse paviljoen een naar binnen gekeerd feestje plaats. De intimi die naar binnen konden, deden ingewikkeld over een bewegend gordijn ‘dat de ruimte steeds andere dimensies gaf’. Buiten werd besmuikt gegniffeld. Een Vlaamse architect sneerde dat dit de onbetwiste hoofdattractie van een interieur­ver­zorgings­biënnale kon zijn.

Een decade later: het is gelukt, België staat op de internationale architectuurkaart. De gieche­lende collega van weleer, Dirk Somers, is curator van de Belgische bijdrage aan de Architectuur­biënnale 2021 waarin de vraag wordt gesteld: How will we live together?

HvdHA: Our Love for Boring Things

Somers’ installatie heet Composite Presence en bestaat uit een collage van 45 grote maquettes. Op de maat van poppenhuizen is een denkbeeldige stad gebouwd, die de ontwer­parbeid in de gefragmenteerde Vlaamse stad uitdrukt. De maquettes zijn iets onder ooghoogte geplaatst hetgeen een realistisch ervaring van een stadslandschap bevordert. Er hangen 45 prent­brief­kaarten waarop een reeks internationale architecten de toekomstige stad verbeelden. Vol overtuiging nam ik Dirk Somers’ uitnodiging aan om er ook een maken, want ik ben bepaald afgunstig op de Vlaamse architectuurpraktijk en voel mij schatplichtig aan de talloze initiatieven van De Singel in Antwerpen.

De tentoonstellingscatalogus documenteert de maquettes en de gerealiseerde bouwwerken die zij representeren. Het is bekend. De Vlaamse stad is veel minder planmatig ontstaan dan de Nederlandse. Composite Presence reflecteert een praktijk van kleinschalige architectonische ingrepen in die stad zonder al te gelikte maquettes. Het maquet­telandschap ademt schilder­achtigheid, die in eerdere kolommen van De Architect als ‘bescheiden­heid’ is gekarakteriseerd. Het alledaagse repertoire van daken, vensters, proporties, bakstenen en lateien – vooral lateien – is enthousiast vervormd, afgesneden, gedif­ferentieerd en uitvergroot. Zoals bij elk soort maniërisme voert dat soms naar kunstgrepen (de maquettes van Jan de Vylder bijvoorbeeld). De installatie maakt aannemelijk dat de eigentijdse bouwpraktijk met de onver­mijdelijke gladde en perfecte producten een analogie kunnen bieden van de gepatineerde, stoffelijke historische stad.

De verdienste van de essays in de catalogus is dat zij een blik achter het gepresenteerde succes bieden. Het is overbekend is hoe het discours in Vlaanderen met man en macht via het archi­tectuur­beleid wordt gestimuleerd en in stand wordt gehouden. Sinds jaar en dag bouwt het Architectuur­boek Vlaan­deren aan de schilderachtige canon die in Composite Presence terug­komt.  De open oproep biedt eerlijke kansen aan zowel jonge als gevestigde architecten. Er is een stelsel van kwaliteitskamers, architectuurcentra, stads­bouw­meesters en rijksbouwmeester opgetuigd. In zijn essay feliciteert André Loeckx de ontwerpers, maar wijst op de onmisbare kracht van wat hij de mediatoren noemt. Mediëren is ontwerpen en de mediators zijn coauteurs, zo stelt hij. Irina Davidovic gaat verder en stelt vast dat Somers’ installatie wijst op ‘een gedeelde architectonische cultuur als surrogaat voor de onherstelbare eenheid van de stad’.

Surrogaat. De Antwerpse ‘mediator’ en stadsbouwmeester Christian Rapp thematiseert in zijn bij­drage de diffuse stad, waaronder behalve de historische binnenstad ook de periferie valt. Hij refereert aan de Kritische Reconstructie en het Weiterbauen aan de stad Berlijn. Impliciet, en waarschijnlijk ongewild, bevestigt Rapps aanname dat de diffuse stad zichzelf doeltreffend kan reproduceren de conclusie van Davidovic.

Immers, de Berlijnse wederopbouw was volstrekt planmatig en resultaat van de pregnante politieke keuze voor het herstel van de ruimtelijke eenheid van de verscheurde stad. Personen als de democratisch gekozen Senatsbaudirektor Hans Stimmann droegen die stadspolitiek uit, gaven richting aan het professionele debat en operationa­liseerden het architectonische ontwerp, o.a. door de publicatie van plankaarten. Zoals die kaarten verder gingen dan simpele repro­ductie en de Kritische Reconstructie nooit surrogaten heeft geambi­eerd, ging Stimmanns rol ver voorbij aan die van mediator of coauteur.

Maquettelandschap Composite Presence, Venetië

Is de status quo van de schilderachtige Vlaamse stad geïnstitutionaliseerd als wensbeeld? Heb­ben de mediatie en de micro-onderhandeling zich van middelen tot doelen op zich ont­wikkeld? Is dat niet te defensief gedacht? Worden in België geen shopping malls, bedrijvenparken, via­ducten, ziekenhuizen en bruggen gebouwd? Hoe krijgen zulke grote investeringsstromen hun plaats in de Vlaamse Archi­tectuurboeken en in het beleid dat daaraan voorafgaat? Is een Composite Future denkbaar?

Desgevraagd e-mailde curator Dirk Somers terug: ‘Ik probeer de dynamiek tussen het middenveld enerzijds (bijvoorbeeld de stadsbouwmeesters, de Vlaams bouwmeester, de kwaliteitskamers, etc.) en de ontwerpers anderzijds naar voor te schuiven als een model om plekken met een zwakke stedenbouwkundige onderlegger aan te pakken en te verbeteren. Dus waar masterplan, stedenbouw en regelgeving niet werken, of wat te laat kwamen, is het de dialoog, de “negotiated city”, die wel succes kan boeken. Nog werk aan de winkel…’