27 juni 2017 – Op de Archined website bespreekt Elmar Koers het Kloosterbuuren project. ‘De ruimtelijke kwaliteit van het nieuwe ensemble is hoog. Het is meesterlijk hoe Van der Heijden stegen, straten en een plein maakt met de meest eenvoudige middelen: de nabijheid van de nieuwe bouwblokken tot de oudbouw.’

Gelukkig laat Elmar het niet bij complimenten. Hij stelt een probleem aan de orde. Als jonge architect constateert hij dat het project met alledaagse constructies is gebouwd: ‘stalen metselwerkdragers, betonnen raamdorpels en afdekkers, aluminium kroonlijsten, sobere kozijnprofielen, een gebouwsokkel die “slechts” gearticuleerd wordt door een donkerdere tint baksteen. Na 1,5 jaar werkervaring als architect begint mij te dagen dat dit nou eenmaal de Nederlandse woningbouwpraktijk is, maar ik kan er nog altijd niet aan wennen.’

Hij vraagt zich af hoe architecten moeten leren om een gevoel voor het bouwen te ontwikkelen als hun dat niet op hun scholen wordt geleerd. Elmar besluit: ‘Het lijkt er helaas op dat we onze blik daarvoor naar het verleden moeten wenden, het heden biedt te weinig houvast. Een rondgang door haast ieder stadscentrum in Nederland of andere Europese stad voelt dan plotseling als een college van onze voorgangers. In Den Haag Moerwijk is het Van der Laan (architect van de gehandhaafde kloostergebouwen, HvdH) die de lezing geeft, Hans van der Heijden is de volgende spreker.’

Bouwstof.