16 juli 2018 – Dit voorjaar had ik het voorrecht om twee studentengroepen in Vaduz (Liechtenstein) en Rotterdam te begeleiden bij een ontwerpproject. Centraal stond het stedelijke gebouwtype van het palazzo, zoals dat vanaf de renaissance in Florence werd ontwikkeld. Het project borduurt verder op een typologische studie van Karin Templin met studenten van de architectuurafdeling van Cambridge University uit 2013-2014.

Bij de inleiding van de ontwerpateliers wenste ik mijn studenten twee dingen toe. Allereerste gunde ik het hun dat ze iets van hun angst voor de historie zouden verliezen. En verder hoopte ik dat zij hun angst voor de bouwkundige constructie zouden kwijt raken. De architectenpraktijk en -opleiding hebben zich tot op problematische hoogte losgezongen van deze vakgebieden. Maar is het niet de bouwkunde die architectuur überhaupt mogelijk maakt? En levert de historie niet voor elk vak het volume van kennis, vaardigheden en technieken voor de praktijk van vandaag? Waarom zou dat zoveel anders moeten zijn in het architectendebat- en opleiding?

Daarom werd het Florentijnse palazzo bestudeerd als een strikt fysiek fenomeen. We lieten de verhalen even voor wat ze zijn. Het palazzo werd niet opgevat als een historisch concept dat klinisch en afstandelijk bestudeerd moet worden. In plaats daarvan werden bouwkundige constructies van het palazzo bestudeerd en getekend. We vonden uit dat het palazzo ooit werd vervaardigd uit muren en gewelven van puin. Het natuursteen van kroonlijsten, hoeken en rustica’s, zo belangrijk in het monumentale stadsbeeld, lijkt massief, maar is in feite vaak een relatief dunne gevelbekleding. De ruimtelijke opbouw werden vastgelegd in isometrische tekeningen waarin het type, de geometrie en het stedelijk beeld in een beeld duidelijk werden.

Het resultaat van hun analyses overziend, wordt duidelijk dat, hoe rationeel de analysemethode ook mag zijn, de onderzoeksresultaten en de manieren waarop deze worden overgedragen nogal verschillen, net zoals het palazzo-type vanaf de renaissance aanzienlijke architectonische variëteit heeft opgeleverd. Je kunt dit opvatten als een stimulans om de architectonische canon voortdurend te blijven bestuderen, hopend op een traag voortschrijdende begrip ervan.

Het ontwerp van een nieuwe reeks palazzi ging uit van een vergelijkbare feitelijkheid. De opgave vroeg om een veranderbaar woonblok met openbare voorzieningen op de begane grond. Want dat is wat een palazzo is: een solide architectonisch werkstuk dat de tijd en de soms gewelddadige veranderingen in gebruik heeft weerstaan. En wederom bleken de resultaten opmerkelijk verschillend te zijn.

 

Florian Heeb, een tweedejaars bachelor student uit Vaduz, ontwierp een compact woonblok met een asymmetrisch binnenhof. Deze keuze introduceerde verschillen in de diepte van de vier vleugels rondom het hof, hetgeen uiteindelijk naar een gedifferentieerde gevelontwerp voerde. De terloopse burgerlijke tektoniek zou je doen kunnen denken aan een postkantoor uit de jaren ’50, rustig en monumentaal door het begrijpelijke beeld.

 

Niets kan daar verder vandaan staan dan het voorstel van Karel van Zanten, een eerstejaars master student uit Rotterdam. Brutaal stapelde hij twee prominente Florentijnse typen op elkaar, een toren op een palazzo. Geïnspireerd door de graffiti gevels in de stad, zullen deze gebouwen bekleed moeten worden met natuursteen tegels. Een reusachtig gebouw wordt tactiel door de fragiliteit van de huid.

 

Het meest suggestieve product van beide ateliers is het kleine straatprofiel dat door Lisa van der Slot werd gemaakt. Het profiel is genomen over Palazzo Strozzi, het grootste en waarschijnlijk meest imposante palazzo van Florence. Het nieuwe palazzo neemt het op tegen de maat van Strozzi. Hedendaagse wooneisen waren reden voor verschillende vernieuwingen van de typologie en de materialisering. Met vaste hand is een equivalent van het beroemde EUR gebouw in Rome ontwikkeld. Toch is het gebouw niet masculien gepresenteerd. Het straatprofiel laat de hoek van het nieuwe gebouw zien en suggereert hoe de voorgestelde galerie aansluit op de rooilijn van Strozzi en de verschillende schalen van de stad verzoent. Het Florentijnse palazzo lijkt te zijn begrepen als real, solid and urban. Nauwelijks verwonderlijk is het dat de auteur van dit werkstuk een Rotterdamse derdejaars master studente in de stedebouwkunde is.

Het is bemoedigend dat de studenten, en dat is geenszins beperkt tot de drie hierboven genoemde, gewerkt hebben met de geschiedenis en met de bouwkunde – en niet hebben geprobeerd er tegenin te werken.

De analyses en ontwerpvoorstellen zijn samengebracht is een A3 bundel die hier is te downloaden (62 MB).